WhatsApp als bewijs in de rechtszaal: wat mag (niet)?
22 mei 2025
Reorganisatie Spotify NL: adviesrecht ondernemingsraad ook bij ‘kleine’ ontslagen
18 december 2025WhatsApp als bewijs in de rechtszaal: wat mag (niet)?
22 mei 2025
Reorganisatie Spotify NL: adviesrecht ondernemingsraad ook bij ‘kleine’ ontslagen
18 december 2025
Uber-chauffeurs en de arbeidsovereenkomst: wat zegt de Hoge Raad?
In een belangwekkende uitspraak van 21 februari 2025[1] beantwoordde de Hoge Raad prejudiciële vragen over de arbeidsrechtelijke kwalificatie van Uber-chauffeurs. Het ging om de vraag of deze chauffeurs werknemers zijn, met recht op toepassing van de taxi-cao, of dat zij zelfstandige ondernemers zijn. De uitspraak sluit aan bij eerdere rechtspraak, waaronder het Deliveroo-arrest, maar voegt belangrijke verduidelijking toe over het gezichtspunt “ondernemerschap” én over de mogelijkheden van vakbonden om cao-naleving collectief af te dwingen via de Wet AVV
[1] HR 21 februari 2025, ECLI:NL:HR:2025:319
De zaak: FNV vs. Uber
Het juridische kader: holistische beoordeling
De Hoge Raad grijpt in zijn beantwoording terug op zijn Deliveroo-arrest (2023), waarin hij uiteenzette dat de kwalificatie van een overeenkomst als arbeidsovereenkomst afhangt van alle omstandigheden van het geval, in onderlinge samenhang. Daarbij noemde de Hoge Raad negen gezichtspunten, waaronder de aard van het werk, mate van gezag, verplichting tot persoonlijke uitvoering en de vraag of de werkende zich in het economisch verkeer als ondernemer gedraagt (zoals via reputatieopbouw, acquisitie, aantal opdrachtgevers en fiscale status).
Het Hof Amsterdam wilde van de Hoge Raad weten of dat laatste gezichtspunt, het ondernemerschap, alleen binnen de relatie tussen opdrachtgever en werkende moet worden beoordeeld, of dat ook externe omstandigheden mee mogen wegen.
Het gezichtspunt ondernemerschap: binnen en buiten de relatie
De Hoge Raad geeft op deze vraag een helder antwoord: ook ondernemerschap buiten de specifieke arbeidsrelatie mag worden meegewogen. Dat betekent dat externe factoren, zoals het hebben van meerdere opdrachtgevers, een eigen bedrijfspofiel, reclameactiviteiten of inschrijving bij de KvK, relevant kunnen zijn voor de kwalificatievraag. Deze elementen hoeven zich dus niet binnen de Uber-context te manifesteren om juridisch van betekenis te zijn. Tegelijk benadrukt de Hoge Raad dat het ondernemerschapscriterium niet meer of minder zwaar weegt dan andere gezichtspunten. Er is geen rangorde. Het blijft gaan om een integrale afweging van alle relevante omstandigheden. Twee chauffeurs die exact hetzelfde werk doen voor Uber, kunnen verschillen worden beoordeeld als hun overige omstandigheden van ondernemerschap verschillen.
Gevolgen voor praktijk en platformwerk
Deze uitspraak heeft verstrekkende gevolgen voor de platformeconomie en de handhaving van cao’s.
- Voor platforms zoals Uber betekent het dat zij er niet meer zonder meer van uit kunnen gaan dat al hun chauffeurs zelfstandig zijn. Elke werker moet individueel worden beoordeeld, waarbij ook hun externe ondernemersgedrag een rol speelt.
- Voor werkenden betekent het niet dat het etiket ‘zelfstandige ondernemer’ bepalend is, maar hoe de werkrelatie in de praktijk functioneert. Wie weinig autonomie heeft en economisch afhankelijk is van één platform, maakt goede kans als werknemer te worden gekwalificeerd.
- Voor rechters betekent het dat zij bij deze zaken maatwerk moeten leveren. Hetzelfde werk kan juridisch anders uitpakken per persoon, afhankelijk van de mate van ondernemerschap en overige omstandigheden.
De uitspraak bevestigt enerzijds het bestaande kader uit Deliveroo, maar biedt belangrijke verduidelijking: ondernemerschap speelt mee – ook buiten de werkrelatie – maar is nooit doorslaggevend op zichzelf.
